Transparantie is een aantrekkelijk woord. Het klinkt modern, eerlijk en zuiver. Het duikt op in vergaderingen, strategische sessies en artikelen alsof het vanzelfsprekend is dat méér transparantie altijd beter is. Maar is dat wel zo? Bestuurders doen er verstandig aan om alert te zijn.
Het wordt tijd om paal en perk te stellen aan de transparantie-reflex die is ontstaan.
Openheid is essentieel. Transparantie niet.
Roepen om transparantie is (te) makkelijk
Transparantie zou je kunnen omschrijven als een situatie waarin informatie volledig inzichtelijk, toegankelijk en controleerbaar is voor iedereen die daar toegang toe wil. Niet alleen de uitkomst van besluitvorming, maar het hele proces. Niet alleen wat relevant is, maar wat er ís. En dat dan zonder selectie en zonder context.
Dat klinkt aantrekkelijk. Maar het is onwerkbaar, zeker in bestuurskamers waar veiligheid, nuance en afgewogen oordeel voorwaarden zijn voor kwaliteit.
De roep om transparantie komt uit tal van geledingen. Het valt mij op dat het ook vaak communicatieprofessionals zelf zijn die verkondigen dat transparantie cruciaal is. Professionals die handelen vanuit oprechte intenties, maar die volgens mij niet altijd zien welke gevolgen het kan hebben voor organisaties, bestuurders en medewerkers.
Overigens is het niet de ervaren communicatiedirecteur die pleit voor iets als radicale transparantie. De personen die aan het roer zitten weten immers heus hoe gevoelig besluitvorming is, hoe complex onderhandelingsprocessen verlopen en hoeveel juridische, strategische en politieke risico’s er spelen.
Bovendien zou je kunnen stellen dat van organisaties al een grote mate van transparantie wordt verwacht. Ze rapporteren zich een slag in de rondte. Financiële verantwoordingsdocumenten. Governance-structuren. Risicorapportages. Duurzaamheidsverslagen. Ga zo maar door.
Hoe ver willen we eigenlijk gaan in die transparantie? Is er überhaupt een grens als geroepen wordt om meer transparantie?
‘Gaan we elk gesprek opnemen en notuleren? Vraag eens aan huisartsen, verpleegkundigen en leraren hoe verstikkend dat werkt.‘, schreef Paul van Liempt al.
Het is vooral de ander die transparant moet zijn
De negatieve impact van transparantie, wordt vaak onderschat. Medewerkers die weten dat elk idee, elke overweging en elke mislukte denkstap later openbaar kan worden, worden voorzichtig. Creativiteit daalt. Inhoudelijke discussies verplaatsen zich naar plekken waar niets wordt genoteerd. Niet omdat men iets te verbergen heeft, maar omdat we ons veilig willen voelen om fouten te maken, om wilde gedachtesprongen te maken, om radicaal nieuwe wegen te onderzoeken, etc.
Transparantie heeft een morele lading gekregen die nauwelijks nog wordt bevraagd. Managementdenker Alison Taylor beschrijft in haar boek Higher Ground hoe transparantie als bijna morele norm is geworden. Twijfel je eraan, dan lijkt het alsof je iets te verbergen hebt.
Het is een simpel experiment. Vraag een collega eens of je door hun telefoontjes, appjes en mailtjes mag scrollen. Het antwoord is altijd nee. Mensen kunnen die mate van transparantie zelf niet aan. Het is merkwaardig dat we dat dan wel van organisaties verlangen.
Kunnen we al die transparantie wel aan?
De roep om transparantie gaat bovendien uit van een publiek dat informatie zorgvuldig leest en afweegt. Maar de meeste mensen lezen niet, ze scannen. Ze zoeken bevestiging, geen context. Ze vullen ontbrekende informatie zelf in, soms op basis van emoties of groepsdynamiek.
Hier krijgt Jack Nicholson in A Few Good Men onverwachts een punt.

Ik denk dat wij als samenleving al die transparantie helemaal niet aan kunnen.
Niet omdat mensen dom zijn, maar omdat complexe besluitvorming zelden behapbaar is zonder duiding en context. Transparantie levert heel veel informatie, geen betekenis.
En al die informatie hoeft helemaal niet bij te dragen aan meer vertrouwen. Uit onderzoek blijkt dat transparantie een bescheiden en soms zelfs negatief effect heeft op vertrouwen.
Hoe meer mensen zien zonder te begrijpen, hoe meer twijfel en wantrouwen ontstaan.
“Als je een geïdealiseerd beeld hebt van een effectieve, efficiënte overheidsmachine, kan dat vertrouwen afnemen wanneer je ziet wat zich in werkelijkheid achter die gouden muur afspeelt. De relatie tussen transparantie en vertrouwen van de burger in de publieke sector is niet zo eenduidig als wel wordt gedacht.” Prof. Dr. Albert Meijer, Universiteit Utrecht
Wat wél waardevol is: openheid
We moeten het wél veel vaker hebben over openheid.
Openheid gaat over het delen van afwegingen, het schetsen van context, het benoemen van dilemma’s en het uitleggen van keuzes. Het is eerlijk, uitvoerbaar en realistisch. Het gaat bij openheid om de intentie, de ander oprecht willen laten begrijpen.
Openheid creëert vertrouwen omdat het menselijkheid erkent. Transparantie doet alsof alles zichtbaar en begrijpelijk kan zijn. Openheid houdt rekening met de realiteit.
Transparantie is geen default. Het is een keuze. En het is niet automatisch een goede keuze.
De communicatiedirecteur kan een sleutelrol spelen in het gesprek hierover.
De communicatiedirecteur begrijpt heel goed de vaak aanwezige spanning tussen de bestuurlijke werkelijkheid en het kritische krachtenveld. Zij ziet het risico, kent de dynamiek en weet wanneer openheid werkt en wanneer transparantie averechts uitpakt. Bestuurders doen er verstandig aan om op dat inzicht te vertrouwen. Niet alles hoeft zichtbaar te zijn om geloofwaardig te zijn.